Normen en richtlijnen

Vanzelfsprekend voldoen onze producten aan alle betreffende normen en standaarden – en meer: wij geven onze producten altijd net dat beetje extra. Zodat we de veiligheid kunnen bieden die onze klanten van ons verwachten.

Over testmethoden en het voldoen aan veiligheidsnormen

Ons testlaboratorium voor textiel in Ellefeld zorgt ervoor dat onze beschermende kleding voldoet aan alle relevante normen, en deze in veel gevallen zelfs ruim overtreft. In de tweedelige blog-serie "Hoe veilig is veilig?" leggen we uit hoe dit precies gaat:

Deel 1
Deel 2

DIN EN 343 – Bescherming tegen regen

De Europese norm DIN EN 343 regelt in het kader van de beschermende werkkleding de eisen aan kleding ter bescherming tegen regen.

Bij deze kleding gaat het om beschermende kleding die beschermt tegen neerslag, regen, mist en wind bij temperaturen van -5 °C of hoger. Bij deze beschermende kleding worden twee prestatieparameters aangegeven:

x = Waterdoorgangsweerstand (waterdichtheid)
Kan worden ingedeeld in de klassen 1 t/m 3. Klasse 3 bezit de hoogste waterdoorgangsweerstand en voldoet dus aan de hoogste eisen.

De waterdoorgangsweerstand (WP) wordt gemeten in pascal en is de hydrostatische druk waartegen een materiaal weerstand biedt. Vaak wordt ook de aanduiding "waterkolom" gebruikt, waarbij de vermelding in millimeter plaatsvindt. Zowel het materiaal zelf als de naden worden getest.

y = Waterdampdoorgangsweerstand (ventilatie)
Kan worden ingedeeld in de klassen 1 t/m 3. Klasse 3 bezit de laagste waterdampdoorgangsweerstand en voldoet dus aan de hoogste eisen.

De waterdampdoorgangsweerstand (Ret) wordt gemeten in m2*Pa/W en is lager naarmate een textiel beter ventileert. Als het kledingstuk een Ret-waarde uit klasse 1 heeft, moet dit getal worden gevolgd door de waarschuwing "Beperkte draagduur".

EN ISO 20471 – Waarschuwingskleding

De norm EN ISO 20471 regelt de minimale eisen aan waarschuwingskleding. Waarschuwingskleding dient om de aanwezigheid van de drager visueel aan te geven en de _drager zodoende te laten opvallen in gevaarlijke situaties, bij alle mogelijke lichtomstandigheden overdag alsook bij het verlichten met schijnwerpers in het donker.

De zichtbaarheid wordt bereikt door voor een hoog contrast te zorgen tussen de kleding en de achtergrond waartegen de kleding wordt gezien. Daarom moet beschermende kleding worden gekozen op basis van de meest voorkomende achtergrond, om voor optimale bescherming te zorgen. Waarschuwingskleding bestaat doorgaans uit een fluorescerend basismateriaal en retroreflecterend materiaal. De minimale oppervlakten in vierkante meter op het achtergrond- en het retroreflecterend materiaal bepalen de klasse van de waarschuwingskleding. De klasse wordt als getal naast het pictogram aangegeven als "x".

Waarschuwingskleding wordt volgens EN ISO 20471 ingedeeld in drie risiconiveaus:

  • Laag risico = zichtbaarheid
  • Middelhoog risico = verhoogde zichtbaarheid
  • Hoog risico = hoge zichtbaarheid

DIN EN 510 – Kleding ter bescherming tegen bewegende delen

De norm DIN EN 510 beschrijft de bepalingen voor beschermende kleding voor gebruik op plaatsen waar het risico bestaat te worden gegrepen door bewegende delen.

Dienovereenkomstig gecertificeerde beschermende kleding minimaliseert het risico van het gegrepen of naar binnen getrokken worden van textiel in bewegende delen wanneer de drager aan of in de buurt van machines of apparaten met gevaarlijke bewegingen werkt.

Bijzondere kenmerken van de kleding zijn daarom onder meer:

  • Geen van buitenaf toegankelijke zakken bij de jacks
  • Geen genaaide vouwen
  • Afgedekt aangebrachte sluitingen
  • Nauwsluitende pasvorm

DIN EN 1149 – Elektrostatische eigenschappen

Onder de hoofdtitel DIN EN 1149 "Elektrostatische eigenschappen" vallen de volgende delen:

Deel 1: Beproevingsmethode voor het meten van oppervlakteweerstand
Deel 2: Beproevingsmethoden voor de meting van de verticale weerstand
Deel 3: Beproevingsmethoden voor de meting van het ladingverval
Deel 4: Testen van kleding (norm wordt momenteel bewerkt)
Deel 5: Materiaalprestatie en ontwerpeisen

Bij deze kleding gaat het om elektrostatisch geleidende beschermende kleding. Door de kleding wordt de elektrostatische oplading van personen beperkt en daarmee ook het ontstaan van ontvlambare ontladingsvonken. Dit is vereist in omgevingen waar een explosieve atmosfeer kan voorkomen. De norm definieert de elektrostatische eisen aan de kleding ter vermijding van de ontvlambare ontladingen.

 

DeelBeproevingsmethode
DIN EN 1149-1De beproevingsmethode van EN 1149-1 is gebaseerd op de bepaling van de oppervlakteweerstand in ohm (hoe lager de weerstand, des te sneller kunnen ladingen stromen resp. wegvloeien). De methode kan alleen worden gebruikt bij materialen die ook een geleidend oppervlak hebben, zoals koolstof of staalvezel.
DIN EN 1149-3De beproevingsmethode van EN 1149-3 meet de snelheid van het ladingverval op 50 procent van de uitgangslading (hoe sneller hoe beter) en het afschermende dempingseffect ten opzichte van het elektrische veld (hoe hoger hoe beter).
DIN EN 1149-5 In EN 1149-5 worden de prestatie-eisen aan het materiaal en de ontwerpeisen aan de kleding gedefinieerd. Het materiaal moet ofwel volgens EN 1149-1 of volgens EN 1149-3 zijn gecertificeerd.

EN ISO 11611 – Beschermende kleding voor lassers

Beschermende kleding voor gebruik bij lassen en verwante processen volgens EN ISO 11611 beschermt de drager tegen kleine metaalspatten, kortdurend contact met vlammen en stralingswarmte uit de vlamboog. De kleding kan geschikt zijn voor personen bij het lassen en verwante processen waarbij dezelfde soort gevaren optreden. De beschermende werking wordt verkregen via een vlamvertragend weefsel in combinatie met bepaalde afwerkingskenmerken die worden gedefinieerd door EN ISO 11611. Een testcriterium voor de classificatie als beschermende kleding voor lassers is de beperkte vlamverspreiding. Hierbij wordt het brandgedrag van het weefsel na contact met een kleine verticale vlam beoordeeld.

Als basis voor de test dient de norm EN ISO 15025 (voorheen DIN EN 532), die stelt dat:

  • Proefstukken niet verder mogen branden richting de boven- of zijkanten
  • Proefstukken geen gaten groter dan 5x5 mm² mogen vertonen
  • Proefstukken geen tekenen mogen vertonen van brandend of smeltend afdruppelen
  • De gemiddelde waarde van de nabrandtijd hooguit 2 seconden mag bedragen
  • De gemiddelde waarde van de nagloeitijd hooguit 2 seconden mag bedragen

Indeling van de beschermende kleding in twee klassen

Klasse 1 (lager): Bescherming tegen minder riskante laswerkzaamheden evenals situaties met een kleiner aantal lasspatten en minder stralingshitte; minstens 15 druppels gesmolten metaal en warmtedoorgangsindex RHTI 24 ≥ 7 s

Klasse 2 (hoger): Bescherming tegen riskantere laswerkzaamheden evenals situaties met een hoog aantal lasspatten en meer stralingshitte; minstens 25 druppels gesmolten metaal en warmtedoorgangsindex RHTI 24 ≥ 16 s

De tests met betrekking tot de vlamverspreiding kunnen volgens twee verschillende methoden worden uitgevoerd; het is ook mogelijk om beide varianten te testen (A1+A2).

Methode A – oppervlaktebevlamming: De vlam wordt in het midden in contact gebracht met het proefstuk.
Methode B – randbevlamming: De vlam wordt met de onderste rand van het proefstuk in contact gebracht.

EN ISO 11612 – Beschermende kleding voor arbeiders die worden blootgesteld aan hitte

Beschermende kleding in de norm EN ISO 11612 – Kleding voor bescherming tegen hitte en vlammen – dient als bescherming van de arbeiders bij kortdurend contact met vlammen en beschermt tegen minstens één vorm van hitte. Een testcriterium voor het classificeren als beschermende kleding voor aan hitte blootgestelde arbeiders is de beperkte vlamverspreiding volgens EN ISO 15025 (voorheen DIN EN 532), analoog aan het testcriterium voor beschermende kleding voor lassers (codeletter A). Het soort hitte wordt gedefinieerd door de codes (B t/m F). De hitte kan convectief (codeletter B), stralend (codeletter C), door grotere aluminium- (codeletter D) of ijzer- (codeletter E) spatten veroorzaakt optreden, als contactwarmte (codeletter F) of als een combinatie van deze vormen. Naast de codeletters worden bij deze beschermende kleding de prestatieniveaus 1 tot maximaal 4 aangegeven. Hoe hoger de prestatieniveaus, des te hoger is de betreffende beschermende werking.

De beschermende werking wordt verkregen via een vlamvertragend weefsel in combinatie met bepaalde afwerkingskenmerken.

Voor de warmtedoorgang zijn aanvullende prestatieniveaus gedefinieerd:

  • Niveau 1: Effect van een gering waarneembaar risico
  • Niveau 2: Effect van een middelhoog waarneembaar risico
  • Niveau 3: Effect van een hoog waarneembaar risico
  • Uitzondering: Een 4e niveau geldt voor de blootstelling bij intensieve stralingshitte (zie code C).

De warmteweerstand wordt gemeten bij een temperatuur van 180 °C (+/- 5_ °C), of optioneel van 260_ °C (+/- 5_ °C). Optioneel kan de volledige kleding worden getest voor het voorspellen van verbrandingen.

Overzicht codes
CodeBeproevingsmethodeIndeling
Code A
Beperkte vlamverspreiding
A1: getest volgens methode A – oppervlaktebevlamming
A2: getest volgens methode B – randbevlamming

Code B
Convectiehitte

ISO 9151
Warmteovergangsindex (HTI) in seconden
B1: 4 tot 10 sec.
B2: 10 tot 20 sec.
B3: min. 20 sec.
Code C
Stralingshitte
ISO 6942
Warmtedoorgangsfactor (RHTI) in seconden
C1: 7 tot 20 sec.
C2: 20 tot 50 sec.
C3: 50 tot 95 sec.
C4: min. 95 sec.
Code D
Vloeibare aluminiumspatten
ISO 9185
Bestendigheid tegen vloeibare metaalspatten index g
D1: 100 tot 200 g
D2: 200 tot 350 g
D3: min. 350 g
Code E
Vloeibare ijzerspatten
ISO 9185
Bestendigheid tegen vloeibare metaalspatten index g
E1: 60 tot 120 g
E2: 120 tot 200 g
E3: min. 200 g
Code F
Contactwarmte
ISO 12127
Drempelwaarden in seconden
F1: 5 tot 10 sec.
F2: 10 tot 15 sec.
F3: min. 15 sec.

 

 

DIN EN 61482-1-2 – Beschermende kleding tegen de thermische gevaren van een elektrische vlamboog

Bij beschermende kleding volgens de norm DIN EN 61482-1-2 – Beschermende kleding tegen de thermische gevaren van een elektrische vlamboog – gaat het om thermische kleding. Deze kleding is geschikt voor werkzaamheden bij laagspanning waar thermische gevaren kunnen optreden vanwege vlambogen. Een belangrijk testcriterium is het testen van de vlamboogbestendigheid volgens DIN EN 61482-1-2. Gemeten wordt in de vorm van de vlamboog-box-test volgens CENELEC, waarbij energetische warmte-isolatiemetingen en een kwantitatieve beoordeling van het risico op verbranding worden uitgevoerd. De kleding is echter geen elektrisch isolerende beschermende kleding volgens EN 50286.

DIN EN 61482-1-2 regelt beproevingsmethoden voor het bepalen van de vlamboog-beschermingsklasse van het materiaal en van de kleding met gebruikmaking van een gerichte testvlamboog (box-test).

Meting van de warmte-energie bij de box-test voor materiaal:

  • Beoordeling of door het warmtetransport tweedegraads verbrandingen kunnen ontstaan, hierbij wordt gebruikgemaakt van de Stoll-curve
  • Beoordeling van de box-test voor kleding inclusief alle accessoires, naaigaren, sluitingen enz.

Aanvullende eisen:

  • Het buiten- en binnenmateriaal moeten voldoen aan index 3 van de beperkte vlamverspreiding, tussenlagen aan index 1.
  • Gebruik van hittebestendig naaigaren (tot 260 °C)

Als de voorzijde van het product (bijvoorbeeld bij jacks) in een hogere beschermingsklasse wordt ingedeeld dan de rug, moet de volledige voorzijde inclusief de mouwen voldoen aan deze hogere klasse. De afwijkende prestatie van het ruggedeelte moet duidelijk zijn aangegeven.

DIN EN ISO 14116 – Beschermende kleding van materialen en materiaalcombinaties met beperkte vlamverspreiding

In de norm DIN EN ISO 14116 worden prestatie-eisen aan materialen, materiaalcombinaties en beschermende kleding met beperkte vlamverspreiding gespecificeerd. Door toepassing van deze norm moeten mogelijke gevaren vanwege onbedoeld, incidenteel en kortdurend contact met kleine ontstekingsvlammen worden voorkomen. Dit heeft betrekking op situaties waarbij er geen duidelijk gevaar bestaat vanwege hitte en er geen verdere hittebronnen aanwezig zijn.

Beschermende kleding die aan deze norm voldoet, is niet geschikt indien aanvullende bescherming tegen gevaar door hitte en vlammen vereist is.

Verder definieert de norm aanvullende eisen aan beschermende kleding, inclusief mechanische eisen en eisen aan de markering en het verstrekken van informatie door de fabrikant.

 In de norm DIN EN ISO 14116 gespecificeerde modeleisen die aan de kleding worden gesteld, zijn:

  • Voldoende overlapping tussen jack en broek
  • Geen omslagen bij de broekspijpen
  • Geen door alle lagen heen gaande vlam- resp. warmtegeleidende delen
  • Naadsterkte na vijfmaal wassen meer dan 30 newton

Beschermende kleding volgens EN ISO 14116 bestaat uit meerdere kledingstukken van één of meer lagen of uit één individueel kledingstuk. Elke materiaalcombinatie wordt bij de keuring volgens ISO 15025 ingedeeld in een index (1,2 of 3) voor beperkte vlamverspreiding.

 

Index voor beperkte vlamverspreiding en bijbehorende beproevingsmethoden
IndexClassificatieBeproevingsmethode
Index 3Aspecten uit index 2 plus aanvullende nabrandende eigenschappenWeefselproefstuk wordt blootgesteld aan een vlam (gedurende 10 minuten).
 De nabrandtijd bedraagt maximaal 2 seconden.
Geen vorming van gaten in het materiaal en geen vorming van smeltdruppeltjes.
Index 2Aspecten uit index 1 plus aanvullende gatenvormende eigenschappenBeproevingsmethode zoals index 3, met dit verschil:

 het materiaal moet doven voordat de rand van het proefstuk wordt bereikt. Hierbij wordt niet uitgegaan van een maximale nabrandtijd.
Index 1

Vlamverspreiding, brandende restanten en nagloeiende eigenschappen

Beproevingsmethode zoals index 3, met dit verschil:

vorming van gaten in het materiaal toegestaan.
 Materialen uit index 1 mogen niet op de huid worden gedragen.

 

DIN EN 14605 – Beschermende kleding tegen vloeibare chemicaliën

De norm DIN EN 14605 regelt de eisen aan het volledige lichaam beschermende pakken (met – indien aanwezig – dichte verbindingen tussen de verschillende delen van de kleding).

Beschermende kleding tegen chemicaliën wordt ingedeeld op basis van de toepassingssituaties. De classificaties volgens DIN EN 14605 worden vermeld in de volgende tabel:

Indeling van beschermende kleding tegen chemicaliën volgens toepassingssituatie
TYPECategorie
TYPE 3Beschermende pakken tegen chemicaliën met vloeistofdichte verbindingen
TYPE 4Beschermende pakken tegen chemicaliën met spraydichte verbindingen
TYPE PB [3]Beschermende kleding voor delen van het lichaam met vloeistofdichte verbindingen
TYPE PB [4]Beschermende kleding voor delen van het lichaam met spraydichte verbindingen

 

Testvereisten aan beschermende kleding volgens DIN EN 14605 omvatten:

  • Slijtvastheid
  • Buigscheurvastheid
  • Buigscheurvastheid bij -30 °C
  • Scheurbestendigheid
  • Treksterkte
  • Doorsteekbestendigheid
  • Weerstand tegen de permeatie van vloeistof

De testcriteria voor de beschermende kleding tegen vloeibare chemicaliën kunnen worden aangetoond door middel van specifieke testmethoden.

Testmethoden voor beschermende kleding tegen chemicaliën

Jet-test (toepassing voor vloeistofdichte beschermende pakken – type 3)
Bij de zogenaamde jet-test voor de keuring van vloeistofdichte beschermende pakken wordt de beschermende kleding door een proefpersoon over een absorberende overall gedragen. Het materiaal wordt op een vooraf vastgelegde manier belast terwijl via een testapparaat een bepaald volume markeervloeistof op de proefpersoon wordt geblazen (door middel van een sterke luchtstroom). De dichtheid van het beschermende pak wordt bepaald door middel van een visuele controle van de eronder gedragen overall.

Spray-test (toepassing voor spraydichte beschermende pakken – type 4)
De functionaliteit van spraydichte beschermende pakken van type 4 wordt gecontroleerd door middel van een test met vloeistofspray. De methode bij de spray-test is identiek aan die van de jet-test, met als enige verschil dat de markeervloeistof in een fijne nevel uit het testapparaat wordt geblazen.

ISO 13982-1 – Deeltjesdichte beschermende pakken

De Europese norm ISO 13982 regelt de minimale eisen aan beschermende pakken tegen chemicaliën van type 5. Dit betreft het volledige lichaam beschermende pakken die de drager beschermen tegen deeltjes en aerosolen van vaste chemicaliën.

De in de norm gespecificeerde kledingstukken bedekken de romp, de armen en de benen (met of zonder kap resp. voetbescherming). De deeltjesdichte beschermende kleding tegen chemicaliën moet bestand zijn tegen de penetratie van zwevende vaste deeltjes (zwevend stof) om de drager voldoende te beschermen. 

DIN EN 13034 – Beschermende pakken met beperkte spatbescherming

De norm DIN EN 13034 heeft betrekking op de minimumeisen aan beschermende pakken met beperkte spatbescherming van type 6 (classificatie van beschermende pakken tegen chemicaliën). Beschermende kleding die voldoet aan de Europese norm biedt in omgevingen waar het risico van chemische inwerking als gering wordt ingeschat beperkte bescherming tegen de inwerking van vloeibare aerosolen, spray en lichte spatten.

Eisen uit deze norm zijn onder meer de beschermende werking door een speciale uitrusting van het weefsel in combinatie met de vereiste afwerking van het pak, in het bijzonder de afwerking van de naden. Testcriteria hiervoor zijn onder meer de weerstand van de materialen tegen het doordringen van vloeistoffen en de bestendigheid tegen het doordringen van spray (zie beproevingsmethode spray-test).

DIN EN 32781 – Beschermende kleding tegen pesticiden

De norm DIN EN 32781 regelt de minimale eisen aan beschermende pakken die worden gedragen bij de omgang met en het spuiten en sproeien van pesticiden en die de drager moeten beschermen tegen mogelijke gevaren die van het gebruik van deze middelen uitgaan.

De prestatie-eisen aan beschermende kleding tegen pesticiden omvatten voorschriften met betrekking tot de sterkte en dichtheid van het materiaal. De mate van doorlating (penetratie) wordt daarbij bepaald via een speciale beproevingsmethode volgens de norm DIN EN 14786:2006.

Het werken met onverdunde, geconcentreerde pesticiden vereist bovendien aanvullende beschermingsmiddelen zoals een schort en veiligheidshandschoenen die resistent zijn tegen pesticiden evenals gezichtsbescherming. 

DIN EN 14126 – Beschermende kleding tegen besmettelijke agentia

De prestatie-eisen en beproevingsmethoden voor beschermende kleding tegen besmettelijke agentia zijn geregeld in norm DIN EN 14126. Beschermende kleding die volgens DIN EN 14126 is getest, garandeert weerstand tegen doordringing van biologisch besmette vloeistoffen (doordringen van kiemen in vochtige toestand).

De speciale eisen aan de materialen van de beschermende kleding tegen besmettelijke agentia waarborgen de bescherming van de huid en van de drager tegen mogelijk contact met biologische stoffen en dragen ertoe bij de verspreiding van kiemen te verhinderen. Beschermende pakken die zijn gecertificeerd volgens DIN EN 14126 zijn te herkennen aan het pictogram voor biologische gevaren.

De norm DIN EN 14126 omvat de volgende tests voor het materiaal van de beschermende kleding:

  • Penetratietest met artificieel bloed (ISO/FDIS 11603)
  • Weerstand tegen virussen (ISO/FDIS 16604)
  • Weerstand tegen bacteriën (ISO/DIS 22610)
  • Weerstand tegen bio-aerosolen (ISO/DIS 22611)
  • Weerstand tegen besmet stof (ISO/DIS 22612)

DIN EN 1073-2 – Beschermende kleding tegen radioactieve besmetting in deeltjesvorm

Deel 2 van de norm DIN EN 1073 regelt de eisen en beproevingsmethoden voor niet-geventileerde beschermende kleding tegen radioactieve besmetting in deeltjesvorm. Beschermende kleding die voldoet aan de norm moet de drager beschermen tegen radioactieve besmetting door vaste deeltjes.

De norm strekt zich niet uit tot bescherming tegen ioniserende straling of bescherming van patiënten tegen besmetting door radioactieve stoffen bij diagnostische of therapeutische ingrepen.

De prestatie-eisen aan de beschermende kleding schrijven onder meer voor dat het kledingstuk gemakkelijk kan worden aan- en uitgetrokken en dat het risico op besmetting tot een minimum moet worden beperkt. De beschermende kleding mag daarbij ofwel uit één stuk of uit meerdere delen bestaan die samen worden aangetrokken. Beschermende kleding volgens DIN EN 1073-2 moet bovendien zijn uitgerust met vaste en permanent aangebrachte accessoires (capuchon, handschoenen, overschoenen, bescherming van de luchtwegen).